Het land van oorsprong is Nederland. Is in Nederland erkend in 1964.
Puntenschaal Groep 6. Hangoren
Pos. | Onderdeel | Punten |
---|---|---|
1 | Gewicht | 10 |
2 | Type, bouw en stelling | 20 |
3 | Pels en pelsconditie | 20 |
4 | Kopvorm | 15 |
5 | Oren: structuur, dracht en lengte | 15 |
6 | Kleur (manteltekening) | 15 |
7 | Lichaamsconditie en verzorging | 5 |
Totaal | 100 |
1. Gewicht Het gewicht is 1250 tot 1800 g. Puntenschaal voor het gewicht:
Gew. (g) | 1250-1350 | >1350-1450 | >1450-1750 | >1750-1800 |
---|---|---|---|---|
Punten | 8 | 9 | 10 | 9 |
2. Type, bouw en stelling
Het type is kort en gedrongen. De bouw is stevig, breed in voor en achterhand. De borst is diep. De nek is kort en krachtig. De ruglijn loopt vanuit de nek iets omhoog naar de achterhand. De afronding van de brede achterhand verloopt in een korte ronding. Deze afronding mag beslist geen scherpe hoek vormen. De benen zijn dik, kort en gespierd. Het ras heeft een lage stelling. Een juiste stelling toont de aanwezige rasadel.
3. Pels en pelsconditie
De pels is van normale lengte, dicht ingeplant, rijk aan onderhaar, fijn van structuur en glanzend. Pelsconditie: zie het algemene gedeelte.
4. Kopvorm
De kop is sterk ontwikkeld, met breed voorhoofd, breed tussen de ogen, sterk ontwikkelde wangen en brede snuit en kaken. Het neusbeen is sterk gebogen. Bij de ram is een kinknobbel (knoop) toegestaan. Hieronder wordt verstaan een aanhangsel onder de kin niet aan de keel, zo klein mogelijk en goed gevormd.
5. Oren: structuur, dracht en lengte
De oren zijn vanaf de basis breed, dik en stevig van structuur en aan de top lepelvormig afgerond. De oren hangen met de schaalopening naar de kopzijde gekeerd en vanuit de zijkant gezien, loodrecht naar beneden. Van voren gezien worden ze iets gebogen gedragen. Vouwen en plooien in de oren zijn foutief. De lengte van de oren, gemeten van punt tot punt, met inbegrip van de schedelbreedte, is 21 - 27 cm, ideaal is 23 – 25 cm. Het geheel in harmonie met het lichaam. Door de ombuiging van de oren aan de basis ontstaan op de kop twee zichtbare verhogingen, kronen genoemd. Hoe zwaarder en steviger de oorstructuur, hoe beter deze kronen uitkomen.
6. Kleur/manteltekening
De Nederlandse Hangoordwerg is erkend in de kleuren konijngrijs, ijzergrauw, blauwgrijs, blauwgrauw, zwart, bruin, blauw, fawn, oranje, chinchilla, madagascar en isabella. Verder zijn bovenstaande kleuren erkend in bont, uitgezonderd fawn en oranje. Eveneens zijn erkend rhön, sallander, donker sepia marter, midden sepia marter, midden blauw marter, midden geel marter, midden sepia marter zilvervos, otter zwart, wit met rode oogkleur en wit met lichtblauwe oogkleur. Rustekening in de kleur zwart. De onderkaak is bij voorkeur gekleurd. Zie verder het ras: Rus.
Bont Kop- en manteltekening. De kop inclusief kronen en oren is overwegend gekleurd. Op het voorhoofd zit, bij voorkeur in het midden van het voorhoofd, een witte vlek (kol). Overige witte vlekjes zijn op een grotendeels gekleurde kop toegestaan. De kaakrand en onderlip moeten wit zijn. Bij de manteltekening zijn rug en zijden, evenals bovenzijde staart zoveel mogelijk gekleurd. De kleur loopt vanuit de nek tot aan de staartpunt. Witte vlekken in de nek zijn gewenst. Bij voorkeur symmetrisch en niet verder dan het einde van de schouderbladen. Enkele witte vlekken op de achterhand tot aan de opgeslagen staartpunt, in de directe omgeving van de staart, zijn toegestaan. Iets oplopend wit vanaf buik en borst op flanken en schouders is toegestaan. De borst en voorbenen zijn bij voorkeur volledig wit. Achterbenen, buik en onderzijde staart zijn overwegend of geheel wit gekleurd. De nagels zijn kleurloos. Voor de beschrijving van de kleuren zie het algemene gedeelte
7. Lichaamsconditie en verzorging
Zie het algemene gedeelte.
Lichte fouten Geringe afwijking in type. Geringe afwijking in bouw. Iets diepliggende ogen. Iets broekvorming. Iets lange pels. Iets grove pels. Iets weinig onderhaar. Iets minder sterk gebogen neusbeen. Iets minder sterk ontwikkelde kop. Oren die niet loodrecht hangen of waarvan de schaalopening niet volledig naar de kop is gekeerd. Iets strakke oordracht. Geringe vouwen of plooien in de oren. Iets platte oorschelpen. Iets smalle oorbasis en/of oren. Iets dun oorweefsel. Geringe kartelingen in de oorranden. Iets beschadigde oren. Iets weinig ontwikkelde kronen. Bont: Witte vlek(ken) bij de ooraanzet. Geen of zeer gering wit in nek. Eén grote of meerdere kleine kleurvlekken op de borst, waarbij de borst een overwegend wit aanzien heeft. Gekleurde nagel(s) achterbenen.
Zie verder lichte fouten in het algemene gedeelte en de betreffende rassen.
Zware fouten Grote afwijking in type. Grote afwijking in bouw. Te veel broekvor-ming. Te diepliggende ogen. Te lange pels. Te weinig onderhaar. Smalle kop. Kinknobbel bij de ram foutief geplaatst. Misvormde oren. Zwaar beschadigde oren. Horizontaal of bijna horizontaal dragen van de oren. Oren met de schaalopening naar voren gericht. Ontbreken van kronen. Bont: Geheel gekleurde kop. Ontbreken van de voorhoofdvlek (kol). Overwegend wit op de kop. Geheel gekleurde onderlip. Geheel witte neus. Witte vlekken op oren, uitgezonderd het gebied van de kronen en de ooraanzet. Te veel wit in mantel achter het einde van de schouderbladen. Grotendeels gekleurd zijn van borst, buik, voorbenen of binnenzijde van de achterbenen. Grotendeels grondkleur aan buik bij wildkleur. Overwegend gekleurde onderzijde staart bij wildkleur. Overwegend witte bovenzijde staart. Beenvlek die over de volledige breedte van het vooraanzicht van het voorbeen gaat. Gekleurde nagel(s) voorbenen. Zie verder zware fouten in het algemene gedeelte en de betreffende rassen.